1. Erfelijke en familiaire tumoren: Richtlijnen voor diagnostiek en preventie
6. Colorectaal carcinoom en/of gastro-intestinale poliepen
7. (Neuro-)endocriene tumoren (incl. paragangliomen)
13. Pancreascarcinoom (adenocarcinoom)
15. Adenomateuze polyposis e.c.i.
17. BAP1 tumorpredispositiesyndroom (BAP1-TPDS)
19. BRCA1/2-geassocieerd mamma/ovariumcarcinoom
21. CHEK2-geassocieerd mammacarcinoom
22. Constitutionele Mismatch Repair Deficiëntie (CMMRD)
26. Erfelijk en familiair melanoom
27. Erfelijk en familiair niercelcarcinoom
28. Erfelijk en familiair pancreascarcinoom
29. Erfelijk paraganglioom/feochromocytoom
30. Erfelijk en familiair prostaatcarcinoom
31. Familiair colorectaal carcinoom
33. Familiair mammacarcinoom en/of ovarium/tubacarcinoom
35. Familiaire adenomateuze polyposis
37. Hereditair diffuus maagcarcinoom (HDGC) en Hereditair lobulaire borstkanker (HLBC)
38. Hereditaire leiomyomatosis en niercelcarcinoom
39. Hyperparathyreoïdie-kaaktumorsyndroom / CDC73-related disorder
40. Juveniele polyposis syndroom
44. Multipele Endocriene Neoplasie Type 1 (MEN1)
45. Multipele Endocriene Neoplasie Type 2 (MEN2)
46. MUTYH-geassocieerde polyposis (MAP)
53. PTEN hamartoom tumor syndroom
57. Serrated polyposis syndroom
59. Tubereuze sclerose complex (TSC)
61. Ziekte van Von Hippel-Lindau
64. POLE/POLD1 Polymerase Proof-reading Associated Polyposis (PPAP)
70. Preïmplantatie genetische test (PGT)
71. Poliklinieken Klinische Genetica
72. Vereniging Klinische Genetica Nederland (VKGN) en Werkgroep Klinische Oncogenetica (WKO)
14. Prostaatcarcinoom
Verwijscriteria
- Patiënt met prostaatcarcinoom* en familielid** met mamma-carcinoom < 50
- Patiënt met prostaatcarcinoom* en familielid** met ovarium-carcinoom (ongeacht leeftijd)
- Patiënt met prostaatcarcinoom* en familielid** met pancreas-carcinoom (ongeacht leeftijd)
- Patiënt met prostaatcarcinoom* en Joodse afkomst
* Gleason score >= 7
** Eerste- of tweedegraads familielid
Tumorsyndromen/ genen
De volgende genen worden kenmerkt door (onder andere) een verhoogde kans op prostaatcarcinoom:
- BRCA2
- HOXB13
Diagnostische criteria "Familiair prostaatcarcinoom"
- Prostaatcarcinoom* vastgesteld bij >3 familieleden**
- Prostaatcarcinoom* vastgesteld bij >2 familieleden**, beiden < 55 jaar
- Prostaatcarcinoom* vastgesteld in 3 opeenvolgende generaties, binnen 1 tak van de familie
* Gleason score > 7|
** Eerste- of tweedegraads familielid
Kenmerken
Overervingspatroon:
- Genetisch heterogeen
- Een gedeelte van familiair prostaatcarcinoom is te wijten aan clustering van prostaatcarcinoom van multifactoriële origine. De clustering kan ook toeval zijn of het resultaat van overdiagnostiek.
Prevalentie:
- 5-10% van alle gevallen van prostaatkanker
Kliniek:
- 3-4 jaar jonger ten tijde van diagnose t.o.v. gemiddelde diagnoseleeftijd (66 jaar) in de algemene populatie.
- Geen verschil met sporadische patiënten m.b.t. pre-operatief serum prostaatspecifiek antigeen (PSA) en TNM-stadium; geen duidelijk verhoogd risico op andere tumoren. Dit geldt niet voor patiënten met een pathogene BRCA2 kiembaan variant.
Genetische basis:
- Circa 6% van de mannen met prostaatcarcinoom heeft een pathogene kiembaan variant in een medium- hoog penetrant gen, mn in BRCA2. Bij patiënten met gemetastaseerd prostaatcarcinoom wordt vaker een pathogene variant in de borstkanker-genen (BRCA1, BRCA2, CHEK2, PALB2, ATM) en MMR-genen (MLH1, MSH2, MSH6, PMS2) beschreven (4 tot 19% in buitenlandse studies, dit is hoger dan bij patiënten met gelokaliseerd prostaatcarcinoom (≤ 4%)).
- Pathogene varianten van BRCA2 verhogen het risico op prostaatcarcinoom maar lijken een minder frequente oorzaak te zijn van familiair prostaatcarcinoom. Ook de variant c.251G>A p.(Gly84Glu) in het HOXB13 gen verhoogt het risico op prostaatcarcinoom (odds ratio 2-8.7). In Nederland is de allelfrequentie in de populatie 0,2%. Onder patiënten met prostaatcarcinoom is dit ongeveer een factor 7 hoger. De rol van HOXB13 in het ontstaan van klinisch significant prostaatcarcinoom is tot op heden onduidelijk. Op dit moment is niet duidelijk of (familie)onderzoek naar dragerschap van de HOXB13-variant zinvol is.
DNA-diagnostiek:
- In studieverband wordt onderzocht of de huidige criteria voor DNA-diagnostiek kunnen worden uitgebreid met patiënten met gemetastaseerd prostaatcarcinoom.
- DNA-diagnostiek wordt bij patiënten met Familiair Prostaatcarcinoom niet geadviseerd. Zie ‘Periodiek onderzoek’ voor het aanbevolen beleid.
- Bij patiënten met uitgezaaid castratieresistent prostaatcarcinoom kan voor de therapiekeuze genetisch onderzoek naar pathogene varianten in de tumor gedaan worden. Indien er een pathogene variant in tumorweefsel wordt gevonden, kan er ook een reden zijn voor kiembaandiagnostiek.
Periodiek onderzoek:
- Bij de criteria voor Familiair Prostaatcarcinoom is het belangrijk om de aard van de tumoren mee te nemen. Als er sprake is van een clustering van overwegend patiënten met laag-risico tumoren (Gleason score ≤6; cT-stadium ≤T2a; PSA ≤10 ng/ml) die werden gediagnosticeerd op basis van PSA-screening dan wordt een terughoudend beleid aanbevolen (ter voorkoming van overdiagnostiek).
- Screening naar prostaatcarcinoom wordt geadviseerd bij:
- Eerstegraads verwanten van patiënten uit families met familiair prostaatcarcinoom. Vanaf 50- jarige leeftijd (of vijf jaar vóór de jongst gediagnosticeerde patiënt met prostaatcarcinoom in de familie, indien diagnoseleeftijd jonger dan 55 jaar) tot 75-jarige leeftijd
- Dragers van een pathogene BRCA2 variant. Vanaf 45-jarige leeftijd (of vijf jaar vóór de jongst gediagnosticeerde patiënt met prostaatcarcinoom in de familie, indien diagnoseleeftijd jonger dan 50 jaar) tot 70-jarige leeftijd
- Screening wordt bij voorkeur via de huisarts uitgevoerd en bestaat uit bepaling van PSA eenmaal per 2 jaar; bij verhoogde PSA-waarde (>3 ng/ml) verwijzing naar uroloog voor evaluatie.
Literatuur
- Kiemeney LA, Broeders MJ, Pelger M et al. Screening for prostate cancer in Dutch hereditary prostate cancer families. Int J Cancer 2008; 122: 871-6
- Lynch HT, Kosoko-Lasaki O, Leslie SW et al. Screening for Familial and Hereditary Prostate Cancer. Int J Cancer 2015; 138: 2579-91
- Benafif S, Kote-Jarai Z, Eeles R. A Review of Prostate Cancer Genome-Wide Association Studies (GWAS). Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 2018; 27: 845-57
- Gudmundsson J, Sulem P, Gudbjartsson D, et al. A study based on whole-genome sequencing yields a rare variant at 8q24 associated with prostate cancer. Nat Gen 2012; 44: 1326-9
- Page EC, Bancroft EK, Brook MN et al. Interim results from the IMPACT Study: evidence for prostate-specific antigen screening in BRCA2 mutation carriers. Eur Urol 2019; 76: 831–42
- Pritchard CC, Mateo J, Walsh MF et al. Inherited DNA-Repair Gene Mutations in Men with Metastatic Prostate Cancer. N Engl J Med 2016; 375: 443-53
- Nicolosi P, Ledet E, Yang S et al. Prevalence of Germline Variants in Prostate Cancer and Implications for Current Genetic Testing Guidelines. JAMA Oncol 2019; 5: 523-8
- NCCN Guideline for Patients: Prostate Cancer, 2019. https://www.nccn.org/patients/guidelines/cancers.aspx
- Beebe-Dimmer JL, Kapron AL, Fraser Am et al. Risk of Prostate Cancer Associated With Familial and Hereditary Cancer Syndromes. J Clin Oncol, 2020
- Giri VN, Hyatt C Gomella LG. Germline Testing for Men With Prostate Cancer: Navigating an Expanding New World of Genetic Evaluation for Precision Therapy and Precision Management. J Clin Oncol 2019 37 1455-9
- Cremers RG, Galesloot TE, Aben KK et al. Known suspectibility SNPs show a similar association with “hereditary” prostate cancer. Prostate 2015; 75(5): 474-83
- Brandão A, Paulo P, Teixeira MR (2020). Hereditary Predisposition to Prostate Cancer: From Genetics to Clinical Implications. Int J Mol Sci 2020 21(14), 5036.