Richtlijnen VKGN - StOET

Index

Doorzoek VKGN Richtlijnen

Versie : 15 | Auteur : VKGN - Stoet | Laatste wijziging : 2024-08-30 12:01:27 door : VKGN - Stoet

Multipele Endocriene Neoplasie Type 1 (MEN1)


Laatste inhoudelijke update: 09-2022

Betrokken genen MEN1, CDKN1A, CDKN1B (MEN4), CDKN2B, CDKN2C

Expert opinion 

 

Diagnostische criteria

  • Vaststelling van een mutatie in het MEN1-gen

  • Indien een (waarschijnlijk pathogene) variant in CDKN1A, CDKN1B (in literatuur ook omschreven als MEN4), CDKN2B of CDKN2C wordt vastgesteld, is het beleid hetzelfde als voor MEN1 (vooralsnog benaderd als MEN1 fenotype, verschillende genotypes)

 

Klinische criteria

  • Major criteria (klinische diagnose): Ten minste twee van de volgende endocriene tumoren: bijschildklieradenomen, neuroendocriene tumoren (NET) van duodenum en/of pancreas, tumoren van de hypofyse.

  • Geassocieerde manifestaties, niet bijdragend voor het stellen van de klinische diagnose: NET van longen of thymus, NET van de maag, bijnierschors-adenomen, borstkanker, lipomen, faciale angiofibromen en collagenomen.

In 2023 wordt een nieuwe richtlijn verwacht, aanpassingen worden doorgevoerd indien van toepassing.
Internationaal wordt de klinische diagnose MEN1 syndroom gesteld indien
- Een patiënt ≥2 primaire MEN1-geassocieerde endocriene tumoren heeft (bijschildklieradenoom, hypofyse adenoom en/of duodenum/pancreas NET), of
- Eén primaire MEN1-geassocieerde endocriene tumor (bijschildklieradenoom, hypofyse adenoom of duodenum/pancreas NET) heeft en een eerstegraads familielid met het MEN1 syndroom (klinische diagnose)

 

Kenmerken

Overervingspatroon

  • Autosomaal dominant

 

Prevalentie

  • Zeldzaam, 2-3 per 100.000 pasgeborenen

 

Kliniek

  • De frequentie van voorkomen van de verschillende tumoren: zie tabel 1 
  • Vrouwen die een MEN1-gen mutatie dragen hebben een 2,5-3x verhoogde kans op mammacarcinoom

  • Niet-endocriene MEN1 manifestaties zijn: lipomen, collagenomen, en angiofibromen

  • Belangrijkste doodsoorzaak: neuroendocriene tumoren van de pancreas en de thymus

 

Genetische basis

  • MEN1-gen mutatie, de novo 10%, cave mozaïcisme

  • CDKN1A-, CDKN1B-, CDKN2B- en CDKN2C-gen mutatie

 

Tabel 1. Belangrijkste endocriene tumoren bij MEN1 syndroom 

 Tumoren

 % patiënten met   tumor

 Overproductie van:

 Klinische verschijnselen

 Klinisch verschijnsel, diagnostisch criterium

 Bijschildklieren

 >95%

 Parathormoon (PTH)   leidend tot   hypercalciëmie

 Polyurie/polydipsie, maag-darm   klachten (misselijkheid, buikpijn,   obstipatie, pancreatitis),   urolithiasis, verminderde
 botdichtheid.
 Tevens aspecifieke symptomen:   vermoeidheid, musculoskeletaire   klachten, angst, depressie,   concentratiestoornissen   en   slaapstoornissen.

 Pancreas/   duodenum (NET)

 60%

 Meest voorkomend:

 Niet-functionerend


 Gastrine (duodenum)


 Insuline (pancreas)

 
 Zelden:

 
 Glucagon


 VIP hormoon


 
 Somatostatine

 
 GHRH

 Calcitonine

 

 Vaak asymptomatisch, soms     klachten tgv massawerking

 Zollinger-Ellison syndroom     (peptische ulcera, Diarree)

 Hypoglycaemie




 Erythema migrans necroticans,     diabetes mellitus, gewichtsverlies

 Waterdunne diarree,
 hypokaliemie, achloorhydrie,   dehydratie

 Diabetes mellitus, diarree,   steatorroe

 Acromegalie

 Diarree

 Hypofyse

 

 50% 

 Prolactine

 Niet-functionerend

 
 Zelden:   Groeihormoon


 ACTH

 TSH
 FSH/LH

 Galactorroe / Hypogonadisme

 Meestal asymptomatisch, soms   symptomen tgv massa-effect   (gezichtsvelduitval, hoofdpijn)

 Acromegalie
 Ziekte van Cushing

 Hyperthyreoidie

 Hypogonadisme/ovariële   hyperstimulatie

 Klinisch verschijnsel, geen diagnostisch criterium

 Longen (NET)

 Histologisch   bevestigd 5%
 Radiologisch: 20-30%

 Niet-functionerend


 Zeer zelden ACTH

 Meestal asymptomatisch, soms   hoesten, dyspnoe of hemoptoë

 Syndroom van Cushing

 Thymus (NET)

 2-8%

 Niet functionerend


 Zeer zelden ACTH

 Symptomen ten gevolge van   massa-effect of metastasen

 Syndroom van Cushing

 Maag (NET)

 10-30% in patiënten   met gastrinoom

 Geen

 Doorgaans asymptomatisch

 Bijnierschors   (adenomen)

10->50%

 Meestal:
 Niet-functionerend

 Zelden:
 Cortisol

 Aldosteron

 
 Asymptomatisch


 Syndroom van Cushing
 
 Hypertensie

 

Beleid

Indicatie voor verwijzing naar de klinisch geneticus voor counseling en DNA-diagnostiek

    • Klinische diagnose MEN1 syndroom

    • Bijschildkliertumor ≤30 jaar

    • Meerdere bijschildklieradenomen synchroon of metachroon ongeacht leeftijd

    • Gastrine producerend neuro-endocriene tumor ongeacht leeftijd

    • Meerdere neuro-endocriene tumoren in de pancreas ongeacht de leeftijd

    • Twee verschillende niet-klassieke MEN1-tumoren (neuro-endocriene tumoren in thymus, longen, maag en bijnierschorstumoren)

    • MEN1-gerelateerde tumor, in combinatie met een positieve familieanamnese voor MEN1-gerelateerde tumoren

    • Hypofyse adenoom <30 jaar

 

DNA-diagnostiek

  • Mutatie-analyse bij patiënt

  • Als aan de diagnostische criteria wordt voldaan is de mutatiedetectie: >90% bij analyse van MEN1 en >95 % bij analyse van MEN1-gen, CDKN1A, CDKN1B, CDKN2B en CDKN2C.

  • Indien mutatie bekend: presymptomatisch DNA-onderzoek vanaf de leeftijd van 5 jaar

 

Periodiek onderzoek (in een gespecialiseerd centrum)

  • Bij patiënten met de klinische diagnose MEN1 syndroom en personen met een aangetoonde mutatie in het MEN1-gen (of CDKN1A, 1B, 2B of 2C), eventueel bij 50% risico dragers (alleen bij aangetoonde mutatie)

  • Er is geen aanleiding om routinematig de eerstegraads familieleden van patiënten met een niet DNA bevestigde klinische diagnose ditzelfde periodieke onderzoek te bieden.
  • Vanaf 5 jaar: minimaal jaarlijks controle kinderendocrinoloog en bepaling van geïoniseerd calcium, nuchter glucose, prolactine, IGF-1 en op indicatie bepaling van diverse hormonen (bijv. PTH, gastrine, prolactine, glucagon, insuline, C-peptide, pancreas polypeptide)
  • Op 12-jarige leeftijd: eenmalig MRI hypofyse en MRI pancreas/bijnieren
  • Vanaf 15 jaar
    • Minimaal jaarlijks controle (anamnese en lichamelijk onderzoek) door kinderendocrinoloog / internist-endocrinoloog
    • Minimaal 2x per jaar controle bij patiënten met een onbehandelde MEN1 gerelateerde afwijking door kinderendocrinoloog/ internist-endocrinoloog
    • Screenings onderzoek (bij geen (bekende) afwijkingen):
      • Jaarlijks laboratoriumonderzoek op: geïoniseerd calcium (of calcium en albumine); gastrine (nuchter); glucose (nuchter); prolactine; IGF-I
      • Eenmaal per 2 jaar MRI/CT pancreas en bijnieren;
      • 1 keer per 2-3 jaar MRI hypofyse;
      • 1 keer per 3 jaar MRI/CT thorax

 

  • Multidisciplinair overleg (MDO): alle patiënten met nieuwe afwijkingen of patiënten met verandering van een bekende afwijking

  • Bij vrouwen controles conform CBO richtlijn mammacarcinoom: matig verhoogd risico. Jaarlijkse mammografie van 40-50 jarige leeftijd, aan te vragen via de surveillance (endocrinologie, gespecialiseerd centrum) of via de huisarts. Na het 50e jaar via bevolkingsonderzoek naar mammacarcinoom

 

Algemeen

  • Diagnostiek, follow-up en behandeling dienen in een gespecialiseerd centrum plaats te vinden

 

Website

www.belangengroepmen.nl

www.erfelijkheid.nl

 

Literatuur

  1. De Laat, JM, Dekkers OM, Pieterman CR et al. Long-term natural course of pituitary tumors in patients with MEN1: Results from the Dutch MEN1 study group (DMSG). J Clin Endocrinol Metab 2015; 100: 3288-3296
  2. The Management of Neuroendocrine Tumors of the Lung in MEN1: Results From the Dutch MEN1 Study Group J Clin Endocrinol Metab 2021 Jan 23;106(2):e1014-e1027
  3. De Laat JM, Pieterman CR, Weijmans M et al. Low accuracy of tumor markers for diagnosing pancreatic neuroendocrine tumors in multiple endocrine neoplasia type 1 patients. J Clin Endocrinol Metab 2013; 98: 4143-4151
  4. De Laat JM, Tham E, Pieterman CR et al. Predicting the risk of multiple endocrine neoplasia type 1 for patients with commonly occurring endocrine tumors. Eur J Endocrinol / European Federation of Endocrine Societies 2012; 167: 181-187
  5. Dreijerink KM, Goudet P, Burgess JR et al. International Breast Cancer in MEN1 Study Group. Breast-cancer predisposition in multiple endocrine neoplasia type 1. N Engl J Med 2014; 371: 583-584
  6. Van Leeuwaarde RS, Dreijerink KM, Ausems MG, et a al. MEN1-Dependent Breast Cancer: Indication for Early Screening? Results From the Dutch MEN1 Study Group. J Clin Endocrinol Metab 2017;102:2083–2090
  7. Pieterman CR, Schreinemakers JM, Koppeschaar HP et al. Multiple endocrine neoplasia type 1 (MEN1): Its manifestations and effect of genetic screening on clinical outcome. Clin Endocrinol 2009; 70: 575-581
  8. Thakker RV, Newey PJ, Walls GV et al. Endocrine Society. Clinical practice guidelines for multiple endocrine neoplasia type 1 (MEN1). J Clin Endocrinol Metab 2012; 97: 2990-3011
  9. Brandi ML, Agarwal SK, Perrier ND, Lines KE, Valk GD, Thakker RV. Multiple endocrine neoplasia type 1: latest insights. Endocr Rev. 2021;42:133–70
  10. Frederiksen et al. Clinical features of MEN4: novel pathogenic variant and review of published cases. J. of Clin Endocrinol. Metab 2019 Sep 1;104(9):3637-3646
  11. van den Broek MFM, van Nesselrooij BPM, Verrijn Stuart AA, van Leeuwaarde RS, Valk GD. Clinical relevance of genetic analysis in patients with pituitary adenomas: a systematic review. Front Endocrinol. 2019;10:837
  12. Pieterman C en Valk GD, Clin Endocrinol (Oxf)2022 Mar 23.doi: 10.1111/cen.14727 13. Pieterman C et al PMID 29465925 Multiple Endocrine Neoplasia type 1. http://www.endotext.org